Onder het maaiveld
Onder het maaiveld
Door T. Duurland
“Met een zucht van verlichting ploften we neer in een loopgraaf die nog gegraven was voordat de Duitsers ons geleerd hadden hoe het moest. Eigenlijk was het een brede, ondiepe geul. Geen prikkeldraad of borstwering. Geen schietgaten of steunen. Van beschutting was geen sprake. Toch was de loopgraaf waarover de Romeinen onder Julius Caesar meewarig zouden hebben gelachen voor ons een belangrijke schuilplaats.”[1]
Met deze woorden struikelde de Fransman Louis Barthas in 1914 in de afgrond die de Eerste Wereldoorlog heette. De gevoerde strijd, die een eind moest maken aan alle oorlogen, staat synoniem voor loopgraven en zinloos bloedvergieten. De schaal waarop dat gebeurde blijft verbijsterend. Het stelsel van loopgraven mat in totaal circa 56.000 km, meer dan de omtrek van de aarde. Miljoenen kwamen in en rond die modderige gangen om het leven. Ook in ons land, dat neutraal was en de grootste ellende bespaard bleef, zijn nog sporen van stellingen uit die tijd zichtbaar (afbeelding 1).
[1] Uit De oorlogsdagboeken van Louis Barthas 1914-1918 (3e druk; Amsterdam 2000).

De Tweede Wereldoorlog trok ook zijn sporen in de grond. De strijd had weliswaar een dynamischer karakter – een statisch front was meer uitzondering dan regel – maar in de winter van 1944 en 1945 legden de Duitsers evenwel omvangrijke loopgravenstelsels aan ter verdediging van het Derde Rijk, zo ook in het nog bezette deel van Nederland. Luchtfoto’s uit die periode tonen het zware, veelal door dwangarbeiders verrichte graafwerk dat zich kilometers uitstrekte langs de oostoevers van de IJssel, de Rijn en de Maas (afbeelding 2).

In februari en maart 1945 maakten de geallieerden een eind aan het propagandasprookje dat deze stellingen de nederlaag van nazi-Duitsland konden voorkomen. Maar dat wil niet zeggen dat loopgraven hun tijd hebben gehad. Aan het front in Oekraïne zijn ze alomtegenwoordig. Naast fysieke bescherming tegen kogels en granaten, bieden gangenstelsels onder het maaiveld het gevoel van beschutting, Barthas merkte het al op. Geen wonder dat militairen hun loopgraven soms inrichten als kleine huiskamertjes. Al hadden de Romeinen onder Julius Caesar daar misschien meewarig om moeten lachen.